Geplaatst op 19 april 2012 by Sakka
Dat de tijd voorbijvliegt, ook zonder lol te hebben gehad, blijkt maar weer uit het feit dat Jip volgende week een heuse tiener wordt. Geen servet meer maar -godzijdank- ook nog lang geen tafellaken.
Dat bereiken van de tienerleeftijd is niet alleen even wennen voor de kersverse tiener zelf, ook van mij, de nog bleue tienermoeder wordt een groot aanpassingsvermogen geeist. Was mijn baby voorheen altijd het zonnetje in huis (wat overigens rete-irritant is als je zelf met een ochtendhumeur wakker word, geloof me), tegenwoordig lijkt zijn vocabulaire steeds beknopter te worden. Elke vraag mijnerzijds wordt steevast beantwoord met een grom, en het rollen met zijn ogen. Pas na de derde keer vragen, staat ie tergend langzaam op, zuchtend en kreunend alsof ik hem heb gevraagd om wereldvrede, terwijl ik toch echt alleen maar vroeg of hij zijn jas aan de kapstok wilde hangen.
Wat ook nieuw is voor mij, is dat mijn schatje dat mij eens op een enorm hoog voetstuk plaatste, is verdwenen en dat daar een nurks testosteronbommetje voor in de plaats gekomen is, dat nu met sadistisch genoegen eigenhandig de sokkel van mijn voetstuk omzaagt. Vroeger was ik in zijn ogen de liefste, de knapste en de slimste, nu sla ik, naar zijn mening, de plank herhaaldelijk mis, en wat nog erger is : Hij schaamt zich voor mij. VOOR MIJ ?! Als ik eerder bij uitvoeringen of voorstellingen op school enthousiast gilde : “Kijk ! Dat is MIJN kind!!” draaide Jip slechts met een grijns zijn hoofd naar me om, en fluisterde ondertussen tegen zijn vrienden ”dat ik er ook niks aan kon doen, want dat ik nou eenmaal zo was”, maar als ik hem nu naar kano-les breng en weer met een brok in mijn keel aan de kade sta, draait hij niet eens zijn hoofd meer om maar roept over zijn schouder dat ik nu wel weg mag gaan.
Met weemoed denk ik terug aan de tijd dat Jip, nog geen vier, voor het eerst naar de peuterschool ging. Heel serieus nam hij ‘s ochtends afscheid van de hond, de voordeur en het tuinhekje, alsof het de laatste keer zou zijn dat hij ze zag. Eenmaal op school aangekomen waren we allebei al in tranen en moesten we uit elkaar getrokken worden, en werd ik gemaand snel op te sodemieteren. Om dan na een half uur thuis opgebeld te worden dat het de rust en het geduld van de juf ten goede zou komen als ik mijn luidkeels op de achtergrond gillende (van wie zou ie dat nou hebben?) zoon toch maar zou komen ophalen. Als ie dan op zijn korte pootjes naar me toe kwam dribbelen met zo’n stralende lach op zijn smoeltje, liep mijn hart over van geluk. Thuis werden dan het hekje, de voordeur en de hond ritueel begroet, en was ik de heldin van de dag, want ik had hem van die enge plek bevrijd.
Dat lijkt mijlenver weg als ik nu mijn naar zweet ruikende tienerman ophaal van school, die snel in de auto gaat zitten omdat ik net iets raars aan heb, of, godbetert, mijn bril op heb. En toen ik vertederd opmerkte dat ie een snorretje begon te ontwikkelen, heeft ie een week lang niet tegen me gepraat. Zou het erger worden of juist gemakkelijker als hij straks de echte puberteit bereikt ? Ik hou mijn hart vast, maar kan het toch niet laten om bij het afhalen van school even heel hard te roepen : ” Hee Jip, wie was nou ook alweer dat meisje waar je zo verliefd op bent ? ” .
Dat zal hem leren.