About Sakka

mislukt alcoholistisch schrijfster

TIENER

Geplaatst op 19 april 2012 by Sakka

Dat de tijd voorbijvliegt, ook zonder lol te hebben gehad, blijkt maar weer uit het feit dat Jip volgende week een heuse tiener wordt. Geen servet meer maar -godzijdank- ook nog lang geen tafellaken.

Dat bereiken van de tienerleeftijd is niet alleen even wennen voor de kersverse tiener zelf, ook van mij, de nog bleue tienermoeder wordt een groot aanpassingsvermogen geeist. Was mijn baby voorheen altijd het zonnetje in huis (wat overigens rete-irritant is als je zelf met een ochtendhumeur wakker word, geloof me), tegenwoordig lijkt zijn vocabulaire steeds beknopter te worden. Elke vraag mijnerzijds wordt steevast beantwoord met een grom, en het rollen met zijn ogen. Pas na de derde keer vragen, staat ie tergend langzaam op, zuchtend en kreunend alsof ik hem heb gevraagd om wereldvrede, terwijl ik toch echt alleen maar vroeg of hij zijn jas aan de kapstok wilde hangen.

Wat ook nieuw is voor mij, is dat mijn schatje dat mij eens op een enorm hoog voetstuk plaatste, is verdwenen en dat daar een nurks testosteronbommetje voor in de plaats gekomen is, dat nu met sadistisch genoegen eigenhandig de sokkel van mijn voetstuk omzaagt. Vroeger was ik in zijn ogen de liefste, de knapste en de slimste, nu sla ik, naar zijn mening, de plank herhaaldelijk mis, en wat nog erger is : Hij schaamt zich voor mij. VOOR MIJ ?! Als ik eerder bij uitvoeringen of voorstellingen op school enthousiast gilde : “Kijk ! Dat is MIJN kind!!” draaide Jip slechts met een grijns zijn hoofd naar me om, en fluisterde ondertussen tegen zijn vrienden ”dat ik er ook niks aan kon doen, want dat ik nou eenmaal zo was”, maar als ik hem nu naar kano-les breng en weer met een brok in mijn keel aan de kade sta, draait hij niet eens zijn hoofd meer om maar roept over zijn schouder dat ik nu wel weg mag gaan.

Met weemoed denk ik terug aan de tijd dat Jip, nog geen vier, voor het eerst naar de peuterschool ging. Heel serieus nam hij ‘s ochtends afscheid van de hond, de voordeur en het tuinhekje, alsof het de laatste keer zou zijn dat hij ze zag. Eenmaal op school aangekomen waren we allebei al in tranen en moesten we uit elkaar getrokken worden, en werd ik gemaand snel op te sodemieteren. Om dan na een half uur thuis opgebeld te worden dat het de rust en het geduld van de juf ten goede zou komen als ik mijn luidkeels op de achtergrond gillende (van wie zou ie dat nou hebben?) zoon toch maar zou komen ophalen. Als ie dan op zijn korte pootjes naar me toe kwam dribbelen met zo’n stralende lach op zijn smoeltje, liep mijn hart over van geluk. Thuis werden dan het hekje, de voordeur en de hond ritueel begroet, en was ik de heldin van de dag, want ik had hem van die enge plek bevrijd.

Dat lijkt mijlenver weg als ik nu mijn naar zweet ruikende tienerman ophaal van school, die snel in de auto gaat zitten omdat ik net iets raars aan heb, of, godbetert, mijn bril op heb. En toen ik vertederd opmerkte dat ie een snorretje begon te ontwikkelen, heeft ie een week lang niet tegen me gepraat. Zou het erger worden of juist gemakkelijker als hij straks de echte puberteit bereikt ? Ik hou mijn hart vast, maar kan het toch niet laten om bij het afhalen van school even heel hard te roepen : ” Hee Jip, wie was nou ook alweer dat meisje waar je zo verliefd op bent ? ” .

Dat zal hem leren.

VOETBALVROUWEN (wegens vakantie uit de oude doos)

Zelden heb ik zo gelachen als vorige week toen ik tijdens een verveeld potje zappen op een voetbalwedstrijd stuitte. Hoebele, hoebele, lekker foebele, dacht ik en ik had er zin an. Veel te laat kwam ik erachter dat het niet Dirk Kuijt was in het veld, maar zijn zus, en dat ook Bert van Marwijk zijn vrouw had gestuurd met aanwijzingen zoals de speelrichting (“nee, na de pauze speel je de andere kant op !”) evenals wat basisregels (dat je de bal niet met je handen aan mag raken omdat het spelletje anders handbal had geheten).

Natuurlijk ben ik voor vrouwenemancipatie, maar er zijn gewoon dingen die een vrouw niet moet doen, en voetballen is daar een van. Het is geen gezicht, heeft niks te maken met voetbal en zeg nou zelf, hoe lang al proberen mannen tevergeefs de buitenspel-regel uit te leggen aan vrouwen en dan stuur je serieus elf van die meiskes samen het veld op  ? Wordt telkens het spel stilgelegd als het doel wordt genaderd, want “hoe zat dat ook alweer met die buitenspel-regel ?”

Bijkomend voordeel is dat ook de lijnrechters vrouwen zijn, dus die vlaggen voor écht belangrijke overtredingen zoals gemeen kijken, of een fout kapsel hebben.

Standaard begint de wedstrijd een half uur later want er moet natuurlijk door elf dames voor de spiegel worden gestaan, want je weet maar nooit wie je tegenkomt, hè.
Ook hilarisch was het publiek dat op de tribune zat. Het was duidelijk te zien dat het overgrote deel familie en kennissen waren van de meiden, en hier en daar een verdwaalde Jan Smit-fan.

Na 90 minuten zogenaamd voetbal en wat extra make-up-bijwerk-tijd werd er verlengd (“moeten we nou wéér de andere kant opspelen ?”), en toen dat ook zonder resultaat bleef moesten er strafschoppen genomen worden. De tranen sprongen in mijn broek toen de ladies aan de strafschoppenseries begonnen. Ongelooflijk maar waar bleken ze zelfs beter in het missen van strafschoppen dan pak ‘m beet een Frank de Boer of Clarence Seedorf. Ik weet niet of ik nou ontroerd of beroerd werd van die verbetenheid op de gezichtjes, na de zoveelste misser. Ze bleven er maar in geloven, aandoenlijk gewoon. Dat is vergelijkbaar met in de winter in je bikini buiten lopen, en hopen dat het dan zomer wordt.

Gelukkig miste de tegenpartij één pingel meer, en dus mochten de dames nog een keer aantreden in een heuse halve finale. Opgewonden kreetjes slakend huppelden de meiden het veld af, terwijl de verdwaalde Jan Smit-fan zich verlekkerd verheugde op het uitwisselen van de shirtjes, om een krappe drie uur later gedoucht en bepoederd hun Louboutin-spikes met bekende rode zool op de achterbank van hun zesdehands Fiat Panda te gooien.

Goed nieuws voor de leeuwinnen : De volgende morgen hing beroeps-gezelligerd Erica Terpstra aan de lijn; er werd het dameselftal A-status toegekend, wat inhield dat de dames financieel zouden worden gesteund zodat ze “zich konden toeleggen op meer trainen, zodat ze niet nog een betaalde baan naast het voetballen hoefden te vervullen”. Een aardige geste, dacht ik nog. Toen verklapte de sportcommissaresse dat die financiële steun bestond uit een maandelijkse onkostenvergoeding van, hou je vast, maar liefst 450 euro ! En ik zweer je dat ze het zo enthousiast bracht dat ik even dacht dat ik het niet goed had verstaan. Daarna rolde ik van de bank van het lachen.

En ook Wesley lachtte hard met me mee, toen hij naast Yolanthe achter het stuur van zijn nieuwe Mercedes SLK kroop omdat hij net voor dertig miljoen euro aan Inter Milaan was verkocht.

 

 

 

OUD

Leeftijdsaanduiding is een subjectieve graadmeter om te bepalen of je al dan niet goed in je vel zit, mentaal en/of fysiek, daarom ben ik al jarenlang zelfverklaard eeuwig vijfentwintig. Dat heeft op zich niet zozeer te maken met de angst om ouder te worden, maar meer omdat ik werkelijk geen flauw idee heb wanneer ik ben geboren.

Toen men mij als baby jaren geleden bij het grof vuil had gezet in Korea, ging ik niet vergezeld van een briefje met gegevens, zoals een naam en geboortedatum, maar dat is logisch. Voor hetzelfde geld staan ze ineens voor je deur met de baby, die je eigenlijk kwijt wou : “Mevrouw, volgens mij hebt u dit verloren op straat”, en word je vervolgens beboet voor het verspreiden van zwerfvuil en het niet betalen van de verplichte verwijderingsbijdrage.

Hoe het precies in z’n werk gaat in zo’n tehuis weet ik niet, maar ik kan me zo voorstellen dat alle pas binnengekomen babies een vermoeide secretaresse van de Korean Social Service passeren, waarna zij een korte blik op de hummels werpt en met een timmermansoog hun leeftijd bepaalt. Nou doen ze toch niet aan verjaardagen in Korea, dus hechten zij ook geen waarde aan een geboortedatum, en daar valt wat voor te zeggen.

Al enige tijd vier ik mijn verjaardag op 16 april, dat is mijn zogenaamde komstdag (voor niet-geadopteerden : dat is de dag dat je in Nederland aankomt), maar aangezien de kans wel heel klein is dat ik ook daadwerkelijk op die datum ben geboren, heb ik mezelf de vrijheid gegund om elke week een zo gunstig mogelijke horoscoop uit te zoeken, het liefst een waarbij ik Heel Rijk ga worden, of dat Mijn Ware Liefde zich aan me zal tonen of een combinatie van die twee.

Moge dit al jaren bekend zijn onder vrienden en familie, het komt wel eens voor dat mijn aangepaste verjaardagsdatum voor komische verwarring zorgt. Toen ik enqueteerde voor TNS NIPO, had ik de zestiende april vrijgevraagd om mijn verjaardag te vieren. Dat verzoek werd ingewilligd, maar een dag tevoren belde mijn supervisor op omdat hij op een anomaliteit was gestuit. Hoe kon ik nou vrij vragen voor mijn verjaardag als uit hun personeelsgegevens was gebleken dat ik pas in oktober jarig ben ? Gelukkig werkte mijn vader destijds ook voor TNS NIPO, en had hij die dag om dezelfde reden vrij gevraagd, dus was dat eenvoudig te verifieren, maar ik voelde me toch een beetje lullig.

Zo heb ik ook eens in een tandartsstoel gelegen, terwijl ik net een bloederige wortelkanaalbehandeling onderging, toen de assistente mij ineens ging feliciteren terwijl ik verging van de pijn. Ik dacht in eerste instantie dat de behandeling achter de rug was, wat op zich wel een felicitatie waard was. “Je bent toch jarig, vandaag ?” Aangezien er net weer een ragertje tegen mijn zenuwuiteinden werd geramd kon ik onmogelijk uitleggen hoe het zat, en lachte ik maar een beetje als de boerin met kiespijn die ik op dat moment was.

Desondanks is het vasthouden aan een bepaalde leeftijd niet eeuwig vol te houden, alleen al omdat je fysiek toch veroudert, of je dat nou wil of niet. En vanwege de postmenopauzale reuma en botontkalking ben ik serieus aan het krimpen en ook de jarenlange medicatie heeft zijn spoor achtergelaten in mijn gezicht, waardoor het lastig vol te houden is dat ik toch echt nog maar vijfentwintig ben. Gelukkig blijft Jip gewoon stug volhouden dat mama 25 is, en dat ze er vroeg bij was, al heeft ie geen flauw idee wat dat betekent. Indoctrinatie heet dat. Dat voert zover door dat toen Jip terugkwam van bij een vriendje spelen, hij mij toesmiespelde : “Maar zijn moeder is hartstikke oud, met rimpels, een beetje zoals oma”. Toen ik haar een dag later op school tegenkwam bleek de dame in kwestie maar liefst tien jaar jonger te zijn dan ik.

Het was dat hij net van zijn zakgeld een Nintendo 3DS had gekocht, anders had ie hem van mij gekregen.

COMMENTAAR

Niets is zo ergerlijk als het krijgen van ongevraagd en ongewenst commentaar, daarom geef ik het graag. Eigenlijk maakt het mij vrij weinig uit of ik wel iets of totaal geen verstand van het te becommentariëren onderwerp heb, want ik verander zo vaak van mening als Heleen van Royen naaktfoto’s van zichzelf twittert. Behalve natuurlijk als ik met mensen discussiëer die nog eigenwijzer zijn dan ik (echt, ze bestaan!), want die moet je natuurlijk nooit gelijk geven, dat is een tamelijk publiek geheim.

Dat niet iedereen de kunst van het zinvol commentaar geven beheerst, is heden ten dage pijnlijk vaak te zien maar vooral te horen op de televee nu de Olympische Spelen in Londen plaatsvinden. Slechter dan het EK voetbal kan het niet worden, maar toch hebben de hollandse praatjesmakers al vaak na een paar minuten gezien dat de nederlandse equipe niet vooruitkomt, weinig dynamisch is of gewoon ronduit zuigt. Met uitzondering van Marianne Vos, natuurlijk, maar daarover waren zelfs de grootste pessimisten het eens dat die niet anders kon dan goud winnen.

Geef mij dan maar liever vlaams commentaar. Onze brave zuiderburen klinken natuurlijk sowieso een stuk gemoedelijker, wat in andere takken van beroep iets minder handig kan zijn, zo heeft Jip een belgische juf, en als ze iemand op zijn kop wil geven klinkt dat zo schattig dat je d’r ter plekke zou willen knuffelen. Ook het sportcommentaar vanuit België klinkt een stuk positiever, ook al is de strekking van hun commentaar hetzelfde als het nors geconstateerde nederlandse : ” Hoe is het mogelijk dat ie die mist !!! Zo slecht heb ik het nog nooit gezien !!!” De belgen verzuchtten slechts : ” Amai, da was nie helemaal goe, hè, da kan vast beter “.

Daarnaast stoort het me vreselijk dat journalisten en presentatoren het telkens weer over de olumpische spelen hebben, als had Duitsland destijds de oorlog toch gewonnen en ons geännexeerd en spraken wij allen duits. Het moet niet gekker worden, dat wij in Duitsland onze sportieve angstgegner zien, maar wel de mond er van vol hebben, zeker als je bedenkt dat het om te beginnen al nooit een duits woord is geweest.

Mijn nieuwe reintegratiecoach (niet dat ik ooit een oude heb gehad, maar dat terzijde) heeft mij denk ik ook positief beïnvloed. Ook al doet zij aan holistisch beeldhouwen, waar ik dan weer wat minder mee heb, ze heeft gelijk aan dat je geluk kunt afdwingen. Zo loop ik nog steeds in bikini op straat door de regen, want mooi weer kun je ook afdwingen, al heb ik dat laatste zelf bedacht. Maar dat positief commentaar wel degelijk zin heeft, bewijst mijn Roger Federer natuurlijk, die heb ik tenslotte helemaal naar de nummer één positie van de wereld geschreeuwd, en als ik heel hard “PANG!” riep als de tegenstander moest serveren, zag je meteen dat de service in het net ging. Ik bedoel maar.

Dus laten we nou afspreken met z’n allen om als één man/vrouw (doorhalen wat niet van toepassing is) achter onze deelnemende landgenoten te gaan staan, en ze naar de finish te juichen. En als Mart nou eens met een nederlands fonetisch woordenboek voor z’n steeds dikkere kop gemept kan worden, voorzie ik nederlands succes op de Spelen en in de studio. En mocht het ondanks al het positivisme toch niks worden met den Ollanders, dan ben ik niet bereikbaar voor commentaar.

 

REUMA

De mensen die mij in meerdere of mindere mate al dan niet tegen wil en dank kennen, weten dat ik ziektes spaar. En dan niet een lullig griepje of verwaarloosbaar keelontstekinkje, maar echte hardcore aandoeningen die niet te verhelpen zijn met een paracetamol en/of bedrust.

Deze opmerkelijke hobby is kennelijk aangeboren, want terwijl mijn mede-tehuisgenoten in hun bedjes lagen te dromen van roem en rijkdom om zichzelf in de toekomst te kunnen onderscheiden van het gepeupel, lag ik te broeden op TBC en kweekte ik eigenhandig wat schurft en impetigo op mijn hoofd.

Omdat dat natuurlijk geen smakelijk gezicht was, zo’n schurfterige, kale dreumes onder de korsten zittend, terwijl de Korean Social Service net hun imago wat aan het opvijzelen was om zo de interlandelijke adoptie te promoten, prakten ze mij nog even snel in het vliegtuig op weg naar Holland, waarvan men niets wist, behalve dat het ver weg lag en er een jong gezin op hun zo gewenste spleetoogje stond te wachten in de VIP ruimte van Schiphol, niet wetende dat hun kindje in een verpakking was verscheept waarvan de gebruiksaanwijzing en de garantie duidelijk ontbraken.

Toen mijn nieuwe ouders het polsbandje om mijn arm opmerkten met hun naam erop hebben ze nog geprobeerd om polsbandjes te verwisselen met een wat appetijtelijker kind, maar dat mislukte, en ook onderling ruilen -zelfs niet met een genereus financieel aanbod in het vooruitzicht- werd na één blik op mij afgeslagen.

Na een jaar ziekenhuis- en doktersbezoek werd ik genezen verklaard, dus toen moest ik weer wat nieuws verzinnen. Na alle kinderziektes die er maar zijn te hebben afgewerkt (de bof zelfs twee keer!) bleek gelukkig dat de TBC mijn longen aangetast had, dus heb ik jarenlang geëmmerd met allergiën, astma en bijholteontstekingen tot ze operatief al mijn amandelen hebben verwijderd en later mijn bijholten poliepvrij hebben gemaakt.

“Gaan we zo beginnen ?”, dacht ik toen, en turnde mezelf naar chronische rugklachten en klapte regelmatig door een enkel, maar ik had al snel in de gaten dat die blessures en armen uit de kom nou niet echt indruk maakten, wilde ik ‘s werelds levende medische encyclopedie worden, dus heb ik een paar jaar gewacht, en besloot na een wat afgezaagde Pfeiffer, burn out en salonfähige depressies aan het grote werk te beginnen.

Kanker. Dat is pas hip. Iedereen had het erover, iedereen kende wel iemand met kanker of had er zelf mee te maken gehad, en ik laat me graag voorstaan op het feit dat ik als pionier de opmars inluidde van jonge mensen met kanker. Nu heeft iedereen het, maar dan weten jullie waar die trend vandaan is gekomen. Bedank me later.

Door die kanker mag ik mede door mijn vervroegde overgang en de daaraan onlosmakelijk verbonden ouwe wijven kwaaltjes, zoals botontkalking en krimpen (ja,ja, al twee centimeter) nu dan ook reuma aan mijn to suffer-list toevoegen. Je gaat er dan wel niet dood aan, maar er wordt wel degelijk voor gecollecteerd, wat het toch een prestigieuze aandoening maakt.

Bijkomend voordeel is dat ik telefonische bedelaars gemakkelijk kan afwimpelen door te zeggen dat ik zelf patient ben, dus dat als ik de donatie gewoon aan mezelf besteed, ik in elk geval zeker weet dat het goed terechtkomt. Of zoals de bolle tegen de collectant aan de deur van het Kankerfonds zei : ” Nee dank u. Wij zijn al voorzien.

WERK

11 feb 2011, 14:51

Na drie jaar gesubsidieerd op mijn luie reet te hebben gezeten, heb ik besloten serieus werk te gaan maken van het vinden van een baan. Met de huidige werkloosheid en bezuinigingen op uitkeringen zou je verwachten dat het UWV mij wel binnen afzienbare tijd met reintegratie op weg zou helpen, maar niets is minder waar.

Bij het CWI raakte men volledig in paniek toen ik aangaf me te willen inschrijven als werkzoekende. Het kostte me vijf verschillende medewerkers, die me verspreid over een periode van bijna drie maanden evenzovaak doorstuurden, aangezien ik me kennelijk niet zelf als werkzoekende mag inschrijven wegens mijn arbeidsongeschiktheid en de daarbij behorende uitkering en dus werd ik met een kluitje verwijderingsbijdrage in het riet gestuurd.

Het is natuurlijk een misvatting dat het UWV voor me in de bres zou springen om mij aan een baan op arbeidstherapeutische basis te helpen, want zo zeggen zij : “Gaat u nou maar lekker op uw luie reet zitten, want wij hebben helemaal geen tijd en geld om zieke mensen zoals u aan een baan te helpen, omdat wij de (onwillige) werklozen eerst aan het werk willen krijgen”. Zelfs de ironie van deze tegenstelling ontging ze volledig, en het hielp ook al niet dat ik verklaarde al een jaar in remissie te zijn, dus best weer wat kon doen.

Het grappige is dat terwijl ze mij weigeren aan een baan te helpen, ze me wel periodiek komen controleren om te zien of ik niet stiekem zwart werk.

Gelukkig laat ik mij nooit zomaar zonder luidkeels protest uit het veld slaan, en uit puur anarchisme dacht ik er een tijd over na om dan maar een zwart baantje te nemen, alleen bleek dat er op ons eiland getuige de vele briefjes die op het advertentiebord bij de supermarkt hangen een waar overschot is aan babysitters en schoonmakers die hun diensten zwart aanbieden.

Aangezien het langer dan vijftien jaar geleden is dat ik voor het laatst heb gesolliciteerd, besloot ik mijn licht te laten gaan over het schrijven van een sollicitatiebrief. Vroeger had ik keer op keer succes met mijn zogenaamd jolige brief, waarin ik mezelf zodanig beschreef dat men wel een grote sukkel zou zijn als men mij niet aannam, en soms schreef ik dat er ook nog in. Tegenwoordig kan dat kennelijk niet meer, maar moet de toon kort, bondig, zakelijk en vooral humorloos zijn.

Gelukkig stonden er ook voorbeelden van C.V.’s op het internet, die je met aangepaste N.A.W.-gegevens zo kon versturen. Dat was wel zo makkelijk, en bang dat ik de gewenste serieuze toon volledig zou missen, begon ik mijn gegevens in te vullen om zo een profiel aan te maken.

Ik verstuurde een sollicitatiebrief met foto naar een lunchroom op IJburg, en werd de dag erna opgebeld met de mededeling dat ik niet was aangenomen. Toen ik wilde weten of dat lag aan de kwaliteit van mijn sollicitatiebrief of mijn C.V., klonk het vertwijfeld : “Zit u me nou in de maling te nemen ?” Toen ik doodserieus antwoordde dat ik geen idee had waar hij het over had, vertelde hij me dat er aan de brief en het CV niets mankeerde, maar dat men niet zo goed raad wist met die foto van mijn kut die ik had bijgesloten.

“Tsja,” verdedigde ik mezelf, “in die voorbeeldbrief stond toch duidelijk : “Toon uw geslacht in uw profiel”, dus eh…”

Als je zoals ik geen reet te doen hebt, moet je jezelf op andere manieren vermaken. Overigens ben ik nog steeds op zoek naar werk. Anyone ?

PRINCIPE

13 jun 2010, 22:10

In principe ben ik niet principieel. Als ik er al een principe op na hou, ben ik de eerste die dat principe overboord gooit, want principes zijn er om gebroken te worden.

Ik beweerde ooit dat ik absoluut geen kinderen wilde. Want, zo redeneerde ik, wat heb je d’r an ? Als babies schijten en huilen ze alleen maar, als ze in de kleuterfase zitten zeiken ze alleen maar aan je kop met hun irritant-retorische “waarom?”, daarna krijgen ze puisten en gaan aan de drugs en voor je het weet zit je met grijze haren op de bank en vraag je je af wat er met je leven is gebeurd. En moet je me nu eens zien; ik heb mijn zus een eitje te leen gevraagd, niet om te koken maar om nog een keer een kind te krijgen.

Wat ik ook zo vaak als men maar wou horen verkondigde, was dat ik nog niet dood gevonden wilde worden op IJburg. Die desolaat aandoende blokkendozen op dat zelfmoordbevorderend eiland waar ik destijds tegen heb gestemd tijdens het referendum. En moet je me nu eens zien; ik sta mezelf bloed, zweet en tranen te bezorgen met alle klusbezigheden in ons nieuwe huis. Op IJburg.

Iedereen zegt dat the hip and famous zich op IJburg bevinden. Iedereen zegt dat het er zo heerlijk is voor Jip, overal water en groen. Maar het blíjft IJburg. Gemengde gevoelens, hè. Het voelt alsof je schoonmoeder in het ravijn rijdt. In jouw nieuwe Mercedes.

Één van mijn laatste principes die ik coute que coute blijf handhaven is dat niets voor niets is. Niks is zonde, behalve boter op je hoofd smeren en droog brood vreten.

HOMO

22 okt 2009, 14:03

Als je vroeger aan Jip vroeg wat hij wilde worden, dan zei hij steevast : “Machinist, natuurlijk”, want vanwege vermoede Asperges zijn treinen in alle vormen en maten het einde voor hem.

Daarna wilde hij een tijd lang vuilnisman worden, tot ie erachter kwam dat die functie wel iets meer omvatte dan alleen achterop de treeplank door de stad gereden te worden. Ondanks zijn naar eigen (ja,ja) zeggen “niet dikke maar slechts stevige bouw” vertikt hij het om te sporten, terwijl die stevige bouw mij en oh ja, hemzelf in bijvoorbeeld wedstrijdzwemmen of rugby op topniveau van een verzekerde financiele toekomst zou voorzien.

Maar ja, evenals met alle andere dingen laat mijn eigenwijze kind zich niet dwingen, en de keer dat ik hem voor straf zonder eten naar bed had gestuurd maakte ook niet echt veel indruk op hem, want toen ik met tranen van schuldgevoel in mijn ogen brandend vanwege mijn strenge doch rechtvaardige (dat moest ik mezelf blijven vertellen) optreden met een bord eten naast zijn bed stond, lag hij als de vermoorde onschuld prinsheerlijk te pitten.

Daar sta je dan met je grote voeten.

Soms is het frustrerend als Jipmans kritiek of een standje zo gemakkelijk van zich af lijkt te doen glijden, maar het tegendeel is waar. Ten eerste is hij natuurlijk een man, en jong of oud, bij mannen duurt het toch altijd net iets langer om dingen te laten bezinken. Dat is nou eenmaal zo. Net als dat wanneer mannen (jr. dan wel sr.) ziek zijn, ze het doen lijken alsof ze al met een been in het graf staan.

Toegegeven, de eerste twee dagen van Jips ziek zijn kon hij die veertig graden koorts moeilijk hebben gefaket, maar toen de koorts weer wat ging dalen was het volgens hem toch echt van levensbelang dat ik hem hapjes kippensoep voerde op bed. Toen ik hem vroeg of ik ook zijn reet nog voor hem moest afvegen als ie naar de wc was geweest, keek hij me ernstig aan en vroeg me of ik hier geen grapjes over wilde maken, want dit was Heel Serieus Ziek Zijn.

Misschien dat ik de laptop maar even bij zijn bed moest zetten, dan kon ie af en toe een beetje computeren als het hem lukte om zelf rechtop in de kussens te komen.

In de laatste weken voor de zomervakantie was er een opstootje in de klas toen bleek dat er jongens op de schoolcomputer naar verboden websites hadden gesurft, en dat werd besmuikt doorgefluisterd. Jip vertelde mij later dat het om het relatief onschuldige poep.nl ging, waar je foto’s van drollen zag, en ik geloof hem. Niet omdat mijn kind niet zou liegen (hij lijkt namelijk niet alleen op zijn moeder), maar omdat hij een paar dagen later bij een ouder vriendje thuis echt op een porno-site was gestuit, en mij dat vervolgens eerlijk opbiechtte.

“Mam ! Dat geloof je nooit, dat was zo goor, er zat gewoon een mevrouw met haar MOND aan de piemel van een man ! Ill, smerig man !” Hij was er meteen klaar mee. De gelegenheid te baat nemend begon ik toen een gesprekje over hetgeen hij gezien had, zonder al te plastisch te worden, en zonder mijn halve uitkering in het vloek-potje te hoeven storten, ik was al bijna bij de bijtjes beland, toen Jip mij vroeg : “Maar wat is dan een homo ?” Zonder over te geven legde ik uit dat er soms sprake was van liefde tussen alleen twee bijtjes, of desgewenst twee bloemetjes, maar toen wist ik natuurlijk dat de volgende vraag onverbiddelijk zou komen : “Maar hoe doen die dat dan ?” Toen hij zich daarna visualiseerde hoe dat er dan uit zou zien was het afgrijzen van zijn gezicht af te lezen, maar hij zei helemaal niks.

Toen oma hem later op de avond belde, en aan hem vroeg of hij al wist wat hij later wilde worden, was hij even stil. “Nou oma, dat weet ik nog niet helemaal. Maar ik weet in elk geval heel zeker dat ik geen homo word !”

AUTO

7 okt 2009, 19:12

Aangezien ik mijn eerste drie levensjaren in Korea heb doorgebracht en ik vervolgens letterlijk als een stinkend hoopje ellende mijn entree op Schiphol Airport maakte, kan het natuurlijk best dat ik vroeger een jongetje was. Misschien is door een van de vele ziektes die ik persoonlijk meebracht en Europa in verspreidde mijn piemeltje eraf gevallen, en hebben ze mij maar tot meisje verklaard in mijn paspoort. Over mijn geboortedatum hadden ze toch al net zo gemakkelijk gelogen. Het zou in elk geval een hoop verklaren.

Ik sta nooit langer dan vijf minuten onder de douche, ik zuip en vloek zonder reden, en ik betuig me van een uiterst sportieve rijstijl.

In Amsterdam en af en toe omstreken is het inmiddels een vertrouwd beeld. Een brandweerrood oldtimertje dat onder luid geclaxonneer en een permanent opgestoken vinger -welke niet de duim betreft- uit het raampje stekend persoonlijk de wachtlijsten van diverse verpleeghuizen aanzienlijk verkort. Natuurlijk stop ik, net als menig ander, ook wel eens voor rood licht of zebrapaden, maar als ik haast heb gelden mijn regels.

De reden dat ik niet met regelmaat achter mijn stuur vandaan word getrokken en op mijn bek wordt geslagen is dat ik alleen maar in strategisch gekozen vertederende oldtimertjes rij, zodat ik als ik weer eens rechts inhaal vanaf de uitvoegstrook ik na het zien van mijn toet-toet een vergoelijkend gebarend handje te zien krijg. Ga dan maar voor, meisje. Dat had ik als lelijk jongetje nooit voor elkaar gekregen.

Wat ook een voordeel is, is dat je met een leuk smoelend autootje ook minder snel een parkeerboete krijgt (jawel, dat is echt waar !). Nadeel is dat je evenwel een lekker wijf kan zitten te zijn in je schattige Fiatje, maar dat je nauwelijks serieus genomen wordt door oom agent. Zelfs als je de sterke snor der wet een grote bek geeft, staart deze terug met een nauwelijks verholen “nou, nou, mevrouwtje”. Dat weet ik uit eerste hand.

Toen ik eens met mijn Fiat 500 -met zonnedakje- op de snelweg tijdens een zeer stormachtige avond op de vluchtstrook stond te wachten tot de wind zou afnemen zodat deze geen vat meer zou hebben op mijn klepperdende zonnedak, waardoor ik mijn weg weer zou kunnen vervolgen zonder met auto en al te worden opgetild en een paar meter in willekeurige richting verderop weer te worden neergekwakt. In plaats van te vragen waarom ik daar überhaupt stond blafte die ene van de Village People mij toe dat ik “niet zomaar op de vluchtstrook mocht stilhouden”.

Toen ik met ferme bewoordingen opmerkte dat ik daar echt niet zomaar voor mijn eigen lol stilstond, trok de motormuis al tut-tuttend even een wenkbrauw op, en deelde me mee dat tevens een van mijn achterlichten het niet deed. “Ja, en mijn remmen ook niet. Doei !” riep ik langs de middelvinger weg uit het raampje. De wind was namelijk weer gaan liggen.

Het moge een wonder heten dat ik niet meer dan eens in mijn leven een boete heb gekregen voor het beledigen van een ambtenaar in functie.

Dat neemt niet weg dat ik me elke dag weer met frisse moed vuilbekkend en toeterend tussen de zwakzinnigen beweeg die het hebben gewaagd zich juist vandaag met mij in de periferie te mengen. Toen ik eens in de afgetrapte ouwe Opel Kadett van mijn afgetrapte ouwe ex al toeterend en bumperklevend een hinderlijk afremmende en dan weer optrekkende auto voor me met groot lichtsignalen opteerde dóór te rijden, trapte mijn beoogde slachtoffer vol op z’n rem en stapte briesend uit. Terwijl ik snel mijn portier op slot deed, vroeg de man mij vloekend wat ik nou moest, tot hij het raampje naderde en mij met mijn meest schijnheilige uitdrukking op mijn smoel en mijn knoopjes tot op mijn navel open aanzag en van pure schrik begon te stotteren. “N..n..niet meer d..d..d..doen !” Misschien ben ik toch een meisje.

VLOEKEN

18 jun 2009, 16:06

Nu ik officieel in remissie ben, en ik word geacht weer langzaam maar zeker mee te doen met de rest van de wereld, moeten ook mijn pedagogische skills ( voor zover ik die ooit gehad heb ) weer eens worden afgestoft.

Dat werd me pijnlijk duidelijk toen Jip en ik met mijn vriendinnen Blond en Groot en al hun kinderen een paar dagen op Bakkum bivakkeerden. Toen ik daar vloekend en tierend aankwam omdat was gebleken dat alle Melkert-banen net die dag bij de NS vervuld dienden te worden, sloeg Blond junior haar hand voor haar mond en zei : “Oooh mam, Sakka zei een lelijk woord !” Ze was onverbiddelijk toen ik haar uitlegde dat ze de tekst van de Jip en Janneke musical verkeerd interpreteerde, en ik moest 20 cent scheld-geld betalen. Daar ik net was gearriveerd was ik nog vol goede zin, dus gooide ik welwillend een euro een meter of drie verderop het gras in en vroeg haar of ze als ze dan toch niet wilde opsodemieteren, in elk geval nou eens een fucking biertje voor me kon pakken, want ik had tenslotte geen houten bek.

Nou niet meteen denken dat ik op tere kinderzieltjes trap, want die huftertjes van ons kunnen een hoop hebben, en van gekke Sakka zijn ze een hoop gewend. Toen één van de meiden een keer bij ons logeerde heb ik me onsterfelijk gemaakt door haar haar neus in de zoom van mijn jurk te laten snuiten omdat ie toch in de was moest. Sindsdien sta ik erom bekend dat bij mij álles mag.

Nou namen wij al nooit echt een blad voor de grofgebekte mond, maar sinds Jip de buurvrouw van bijna negentig aanspreekt met “yo, bitchy!” en ik bij het verlaten van de camping het vocabulaire van de kids voor meer dan honderd euro had vergroot, hebben we ons voorgenomen om in de omgeving van elk willekeurig onderkruipertje geen vuige taal meer uit te slaan. Dat valt nog enigszins te handhaven door je alleen nog maar in kroegen of hysterische musea te begeven, maar daar ik daar tegenwoordig niet meer zo vaak kom levert dat nog wel eens onhandige situaties op. Elke “KUT!”, “SHIT!” of “GODVERDOMME” wordt steevast gevolgd door het zinnetje : “…is een woord dat je NOOIT mag zeggen!” Dat lijkt slim bedacht, maar Jip is bijna net zo geraffineerd als zijn moeder en stelt dus regelmatig : “..dus..godverdomme mag ik niet zeggen, he ? Net als fuck, want dat is ook een lelijk woord.”

Toen hij met oma in de bus zat en een auto voor hen voor het rode stoplicht stond te wachten, mompelde Jip : “Klootzak”, waarop oma hem vroeg of hij eigenlijk wel wist wat dat betekende. “Tuurlijk weet ik dat”, riep Jip verontwaardigd uit : “dat is iemand in een auto voor die van mamma die niet wil doorrijden !”

TIJD

20 jan 2009, 17:05

In de tijd dat Michael Jackson nog een neger was, begon mijn weekend op woensdagavond en als het een beetje meezat viel het einde van mijn week samen met het begin van een nieuwe. Nou hechtte ik destijds geen enkele waarde aan tijdsbesef; als ik niet wist hoe laat het was kon ik ook nooit te laat komen (voor het gemak deed ik ook meteen maar niet aan logica). En als ik tegen de ochtend door de politie thuis werd gebracht en mijn ouders met onfrisse en ongelovige gezichten me op de bank zaten op te wachten met een :”Weet jij wel hoe laat het is ??!!”, kon ik met een zuiver geweten en een stralende glimlach mijn bed in duiken.

En net zoals ik vroeger op feestjes in de Roxy, Silo, Repetitiehuis, Multigroove of de catacombes van de kerk op de Haarlemmerdijk na inname van XTC (wat toen nog iets positiefs betekende) stond te wachten tot en hoe het pilletje zou gaan werken, zo lig ik nu op dag 6 van mijn eerste chemokuur te wachten op de uitwerking van deze pilletjes. Tot nog toe mag ik met een beetje misselijkheid en duizeligheid niet klagen, al doe ik dat natuurlijk wel, je moet het je helpende handen tenslotte niet al te gemakkelijk maken, en je moet er zelf natuurlijk ook een beetje lol aan beleven.

Zo maak ik tegenwoordig lijstjes (I blame chemo !!) waarop ik bijhou welke etenswaren het minst belastend zijn voor de blaren op mijn tong en die het lekkerst wegkotsen. Op dit moment beleef ik het grootste vomeer-plezier aan vruchtenkwark, en tomatensoep is een goede tweede. Mijn eerste uitgevallen lok haar heb ik bewaard voor voodoo-doeleinden, of om straks mijn kussen mee op te vullen.

Mijn aanvankelijke terughoudendheid ten aanzien van blowen heb ik ook laten varen, ik merk dat het the edge een beetje van de misselijkheid afhaalt en door de roes blijven je gedachten ook niet almaar bij het ziekzijn hangen. De felgroene en roze konijnen neem ik op de koop toe.

Natuurlijk is het geen picknick, en ik heb me wel eens beter gevoeld, maar voorlopig valt het allemaal te doen. Hoe de rest van de chemo-cycli gaan verlopen zal de tijd ons leren. Tijd voor een lekker bakje kwark.

KANKEREN

10 dec 2008, 00:08

Komt een vrouw bij de dokter, zegt ie tegen haar : “U heeft K!”, waarop de vrouw reageert met :”Oh jee…”, waarna de dokter zegt :”Nee, K. Wel een beetje opletten, hè !” Dit was een Hein de Kort-tekeningetje, waar ik anders dan om Kluun z’n boek in mijn broek heb gepist van het lachen. En ik ontdekte dat niet iedereen hetzelfde gevoel voor tumor als ik heeft. Terwijl ik mezelf een bekkenbodemverslapping amuseer, vinden anderen het ronduit smakeloos en ongepast om zomaar pret te hebben om zo een ernstige ziekte. Eerst dacht ik dat daar wel iets in zat, en vond dat ik me best iets nederiger en tactvoller kon opstellen, maar vrij snel besefte ik dat het godverdomme MIJN kanker is, en dat ik daarmee om mag gaan zoals het mij belieft. Die anderen staan niet in mijn schoenen (maatje 37,5), en hebben geen idee wat ik moet doorstaan, dus mag ik van mezelf zogenaamd gevatte opmerkingen maken in het AVL (“Goh, kom jij hier vaker ?”).

Ik moet in januari weer aan de chemo. Da’s niet erg. Ik moest toch wat kilootjes kwijt en ik wilde al lange tijd weer es wat anders met mijn haar. In tegenstelling tot mijn haarloosdracht van de laatste chemo’s (toen ik met hoofddoekjes geweldig integreerde in Oost) wil ik het deze keer anders aanpakken (de koningin draagt immers ook nooit twee keer eenzelfde outfit naar feesten en partijen); ik ga mij op voorhand een paar Zeer Foute pruiken aanschaffen bij de fopwinkel. Ik denk aan een grote zwarte Afro, of juist een arisch, steil en blond haarstukje. Of allebei. Dat lijkt me nou echt leuk. Gezellig. En dan zul je ongetwijfeld van die azijnpissers hebben die dat dan weer niet chic vinden, maar ik ben ervan overtuigd dat ik er heel vrolijk van word. Met mijn grafsmoel onder een groene pruik, ik krijg nu al buikpijn van het lachen. Ik zal nooit politiek-correct zijn of rekening houden met andermans gevoelens. Ik zal altijd openlijk racistische opmerkingen maken over nikkerts en turkinnen. Ik zal altijd in gezelschap heel hard mensen beschuldigen van flatulentie, terwijl ik zelf naar brak water ruikende ruften laat. Ik zal altijd Dunhill rokers verachten. Ik zal nooit aangepast zijn. Maar desalniettemin (mijn lievelingswoord!) sta ik garant voor dom plezier en geluk. Ik leg de lat voor zowel mijzelf als een ander niet hoog (omdat ik er anders niet bij kan) en ik ben laagbijdegrondsdrempelig. En als ik dan een lullige opmerking maak over je sportsokken, je foute auto of je gebrek daaraan, je foute smaak wat liefjes en sigaretten betreft, je stinkende bek en je vette kop, dan moet je maar bedenken :”Zij gaat heus ooit wel es dood!”

HAAR

13 nov 2008, 01:24

Naast mijn bekende abnormaal ambivalente gevoelens ten opzichte van de meeste triviale dingen, heb ik een uitgesproken haat-liefde verhouding met haar. Dan heb ik het niet over die nieuwe van mijn ouwe (al zou dat – maar terzijde- best toepasselijk kunnen zijn) maar over de hoornhuid-uitwas die al sinds jaar en dag op mijn hoofd welig tiert.

Omdat ik van nature gezegend ben met de afwezigheid van haar op bovenlip, oksels, armen en benen, was ik dermate gefrustreerd doordat ik nooit deel kon nemen aan Veet-discussies met vriendinnen, en dus schoor ik doelmatig -maar desondanks geheel overbodig- een paar keer mijn benen waarop zowaar een paar donshaartjes verschenen en ik helemaal meetelde.

Je kunt denken dat dat een zwaktebod van mij was, maar ik was nou eenmaal overtuigd van het feit dat de Here Jezus een vergissing heeft gemaakt en mijn wenkbrauwen met mijn schaamhaar heeft verwisseld. Terwijl alle vrouwen zich tegenwoordig een pijnlijk verkregen brazilian streepje laten aanmeten, had ik die al jaren boven mijn ogen. En toen die volle wenkbrauwen van Brooke Shields weer helemaal hot waren, diende mijn ondernavelse dot als sjabloon.

Toentertijd was ik extreem nonchalant met mijn haar. Ik heb het laten mishandelen door het (soms meer dan vijf keer na elkaar) te verven, te permanenten, te dreadlocken of te laten knippen door een dronken vriendin met tijdelijke Parkinson. Wanneer het uit de hand liep, en ik ineens groen haar had, of een pony met bloempotkapsel, liet ik het gewoon millimeteren, in de wetenschap dat een half jaar later mijn haar altijd weer jaloersmakend lang was aangegroeid.

Iedereen kent wel zo’n middelbare gast die de drie resterende plukken haar over zijn verder kale schedel kamt, en die dan denkt dat ie de uiterlijke schade daarmee beperkt. Ook ik heb daar hartelijk om gelachen. Toen ik echter na mijn tweede chemo-sessie onder de douche mijn haar stond te wassen of mijn haar aan het borstelen was en ineens hele plukken in mijn handen had, verging het lachen me. Toen pas begreep ik waarom die door mij verachtte mannen zo’n issue maakten over hun kaalheid. Wat heb ik gejankt, en toen zei Jip tegen mij :”Je hoeft niet verdrietig te zijn mam, we knippen gewoon wat van mijn haar af en plakken dat op jouw kale kop”. Al opteerde ik voor blonde krullen na mijn kaalheid, en heb ik nog steeds geen woeste wenkbrauwen of behaarde benen, ik heb mijn haar lief. En Jip des te meer.

VROLIJK

4 nov 2008, 12:27

Samen met het weer word ik met de dag chagerijniger. Geen gezellige zonnige manische buien meer (dan kun je met me lachen !) maar alleen nog donkere regenachtige depressies. Het stomme is dat ik tijdens deze somberheden niks kan bedenken waar ik -ook al is het maar tijdelijk- weer vrolijk van wordt. Elke zichzelf respecterende vrouw wordt natuurlijk geil (en vrolijk) van shoppen, maar aangezien ik al vanaf 1998 niet meer positief heb gestaan bij de bank, schiet dat niet erg op. Ik zou proletarisch kunnen gaan winkelen, net als Winona, maar als ze me dan pakken kan ik, net als Winona, moeilijk beweren dat ik voor een rol in de film aan het oefenen was. Ik kan het natuurlijk wel zeggen, maar dat levert me vast geen steunbetuigingen en gratis kleren van Marc Jacobs op, maar slechts een merkloos stray-jacket in het plaatselijke gekkenhuis. Gratis, dat is dan wel weer zo. Ouwe vrouwtjes in elkaar slaan is zo 2007, daar begin ik niet meer aan, en bovendien zijn die opgewarmde lijken ineens een stuk heldhaftiger dan voorheen. Hebben ze ineens een flesje pepperspray in het handvat van hun rollator verborgen; gelukkig moeten ze eerst hun leesbril opzetten om de gebruiksaanwijzing ervan te kunnen lezen, en in de tussentijd ben ik al weer pleite.

Er staat (op de streekromans en informatica na) geen boek meer in de bibliotheek dat ik niet al minstens een keer heb gelezen, en de televisie braakt tegenwoordig ook niet veel verheffends meer uit. God, ik mis die belspelletjes. Gelukkig mag ik na eerst drie maanden te zijn afgesloten van Orange voor 1 december 375 EURO opbellen, want het opgebouwde beltegoed mag ik natuurlijk niet meenemen als ik 1 december overstap op een sim-only abonnement. Dat was de eerste week hartstikke leuk, maar het blijkt dat mijn socalled vrienden het een stuk minder leuk vinden als ik ze bel als ik op de wc zit, of als ik vertel dat ik vier druiven ineens zonder te bijten kan doorslikken. Daar snap ik dan weer niks van. Het is toch mooi om te weten dat Jip heeft geleerd om een krentje in zijn ene neusgat te proppen, en dan het andere neusgat dicht te knijpen om vervolgens het krentje keihard eruit te schieten ? Ik vraag me trouwens af waarom kinderen de behoefte hebben dingen in hun neus te stoppen. En dat ze dan helemaal in paniek raken als het geval er niet meer uit wil komen. Alsof dat jouw schuld is. Dat kan er ook nog wel bij. Het enige wat ik me nu nog kan bedenken is een praatgroep voor mensen met obesitas bijwonen. Of een bijeenkomst van het Leger des Heils. Dat kan twee kanten uitgaan. Of ze besluiten me daar te houden, of ik mag weg, maar dan ben ik tenminste wel weer vrolijk.

W(H)INING

29 aug 2008, 03:50

Al probeer ik het gelukzalige, ongedwongen, heerlijk ontspannen ritme van de zomervakantie vast te houden door ‘s daags om twee uur in de middag een fles rose te ontkurken, is het inmiddels allang niet meer hetzelfde. We zijn weer overgegaan tot de orde van de dag en dat valt -zeker na die fles wijn- erg zwaar.

Jip is op een nieuwe school aan groep drie begonnen [waarom men ooit heeft verzonnen dat de eerste klas ineens groep drie moest heten snap ik nog steeds niet], en dat was natuurlijk heel spannend en zorgde voor huilbuien, zenuwachtig gedrag en bedplassen. Jip daarentegen had nergens last van. Hij liep de eerste dag de klas in, keek even rond en ging aan het bureautje zitten waar zijn naam op stond, zwaaide me gedag en zei :”Volgens mij moet jij nu weg, mam”. Geen hartverscheurende taferelen, nog niet eens een enkel traantje, godverdomme. Mijn teleurstelling verbergend, keerde ik met staart tussen de benen terug naar huis met het geruststellende idee dat ik zijn Aegon-spaarrekening beheer dus dat ik hem daarmee later nog emotioneel kan chanteren.

Het blijft iets prachtigs om je kind zo groot en onafhankelijk te zien worden, maar het liefst wil je hem als een luciferpoppetje in je zak bewaren en beschermen voor alle kwaad tot aan je dood.

De kunst van het loslaten leerde ik ook op een andere manier. Ik was het zat in de ziektewet en op mijn dikke reet te zitten, en na vele vruchteloze sollicitaties (ik ben zgn. “overgekwalificeerd”, haha, je moest eens zien hoe dom ik over kan komen) heb ik me aangemeld bij het CWI in de hoop dat ik zo aan een baan geholpen kon worden. Als ware het een slapstick kreeg ik een medewerker toegewezen, die niet alleen moeilijk ter been was, maar daarbij ook traag van begrip. Hij vertelde me dat ik realistisch moest zijn; geen al te hoge verwachtingen moest hebben van het verkrijgen van werk onder mijn CV-niveau . Want, zo legde hij me uit, als iemand uit bijvoorbeeld de advocatuur zou solliciteren naar een baan als bankschroefmedewerker in een fabriek, zou dat volgens hem logischerwijs niet serieus worden genomen. Een werkgever wil zich natuurlijk niet geintimideerd voelen. Al mijn (feministische) stekels gingen overeind staan. Ik was daar toch, in tegenstelling tot al die allochtonen die geen nederlands spreken en alleen hun uitkering komen opstrijken, een verfrissing omdat ik aangaf graag te willen werken en juist van die uitkering af te willen ? Maar ik trof weer zo’n ouderwetse incompetente lul.

Gelukkig kwam ik zonder te hebben gevochten thuis en las de Beau Monde waarin Sylvie Meis vertelde dat ze heus wel eens een ijsje at. En dat ze dan soms zelfs het hoorntje op at. Toen kon ik dingen weer relativeren. Je moet af en toe dingen los kunnen laten.