20 feb 2008, 22:04
Ik ben zo’n type van ‘eerst zien, dan geloven’. De “waarom”-fase uit mijn kleutertijd ben ik nooit ontgroeid. Dat is als je vijf bent aandoenlijk maar als je ouder, zeg vijfentwintig bent wordt dat redelijk irritant en bijzonder vermoeiend. Niet voor mijzelf natuurlijk, maar temeer voor de mensen om mij heen. Ik noem het zelf kritisch-bewustzijn, anderen slaan me liever kritiek-buiten-bewustzijn. In mijn vaders testament staat dat ik na zijn dood zijn kunstgebit erf, want ik heb van mijn zus en mij “de grootste bek”. Heel erg grappig (bedankt, pa) maar er is volgens mij niks mis met sceptisch zijn en daar uiting aan geven. Niet zonder slag of stoot alles maar aannemen als waarheid. Dat maakt mij niet minder aardig of minder wijs, hooguit wat eigenaardig en iets meer eigenwijs. Mijn geloof in bepaalde dingen moet minstens onderbouwd zijn door wetenschappelijk onderzoek of door statistieken. Zo geloofde ik nooit dat vrouwen zich lieten imponeren (en meer) door mannen die een andere taal spraken. Natuurlijk kennen we allemaal die beroemde scene met Jamie Lee Curtis en Kevin Kline in ‘A fish called Wanda’ maar dat was mijns inziens cinematografische en daarom onrealistische onzin. Tot ik in het blad Psychologie las dat het statistisch bewezen is dat mannen van oudsher indruk maakten op het vrouwvolk door onbegrijpelijke (=buitenlandse) taal uit te slaan. Verbale flamboyantie zogezegd. Kijk, en dan ben ik meteen overtuigd. Als het gedrukt staat is het waar. Of het nou in de HP, Vrij Nederland, Story of Beau Monde geschreven staat. Statistieken, ik ben er dol op, hoe causaal het verband ook moge zijn, ze geven mij munitie om in diverse discussies doordrenkt van wijnwetenswaardigheden en triviale statistiekjes met scherp te schieten. Volgens de statistieken zal mijn fiets nog tweemaal gestolen worden (in Amsterdam wonend), zal ik door te roken langer blijven leven (haha,daar gaan al die kanker-theorieen), zal ik door niet te sporten een blindedarmontsteking krijgen (sport kijken op tv is ook sporten), zal ik een keer iemand aan het strand tegenkomen die een hartaanval krijgt na het eten van een ijsje (zie je mij voor je aan het strand ?! Met een of andere eikel die een IJSJE eet ?!), zal mijn witte prins op het knappe paard zich aankondigen tijdens een bingo-avond of een bezoek aan de supermarkt (ik haat paarden), en zal het paar schoenen dat ik eigenlijk zou/had moeten kopen de tweede keer dat ik er voor terugkom niet meer voorradig zijn (daar heb ik nog eeuwig spijt van). C’est la vie. [de laatste statistische beweringen zijn samengesteld uit artikelen gepubliceerd in vakbladen]. Dustatistiekenduswaar.