Hoewel ze propageren je beste vriend te zijn, lijkt het maar niet te willen boteren tussen de Arm der Wet en mij. Nu ben ik tegenwoordig minder anarchistisch dan in mijn puberteit, toen ik met een dikke Edding-pen drie stipjes tussen mijn duim en wijsvinger tekende en als ik weer eens lam uit de Tagrijn kwam rollen, een willekeurige surveillance wagen aanhield en eiste dat ze mij als dronken en minderjarig meisje zonder geld op zak naar huis moesten brengen, omdat als ik beroofd en/of verkracht zou worden, het hun schuld zou zijn. Ja, vroeger, toen je nog een brood kon kopen voor een kwartje, was alles beter.
Ook kon je in die tijd nog wel eens wegkomen met een waarschuwing in plaats van een bekeuring als je een leuk verhaal vertelde. Misschien heeft dat feit wel ten grondslag gelegen aan mijn talent om te ouwehoeren. Zo mocht je toentertijd best zonder helm op je brommer verder rijden als je maar beloofde niet harder te rijden dan de fietsers op het fietspad. En er werd ook begrip getoond als je vertelde dat je al vier keer te laat op school was geweest die week en dat je bij een vijfde keer zou worden geschorst dus dat je daarom door het rode licht had gereden. Liegen werd beloond, dat zie je maar aan Lance.
Toen het einde van mijn arsenaal aan smoezen in zicht kwam en het gehele korps van de politie Gooi & Vechtstreek mijn tieten al eens had mogen aanschouwen, nam ik de wijk naar Amsterdam. Dat was in justitieel opzicht geen succes, want waren de dorpsagenten vriendelijke baasjes van middelbare leeftijd die gelukkig getrouwd waren en kinderen hadden waardoor ze sneller sympathiseerden met obstinate jongeren zoals ik, in de anonieme hoofdstad leek het wel of arrogantie en een gebrek aan inlevingsvermogen tot aanbeveling strekte bij toelating tot de politie-academie. Evenals het dragen van een snor, zowel bij mannen als bij vrouwen.
Toen ik hoogzwanger in de auto zat en een inkomend gesprek op mijn mobieltje kreeg, zette ik als brave burger mijn auto langs de kant van de weg, zodat achteropkomend verkeer mij zonder problemen kon passeren. Op hetzelfde moment stopte een surveillancewagen achter mij, waarna ik in mijn achteruitkijkspiegel de glimp van een besnorde en grimmig ogende agent zag, die mij met heftige gebaren maande door te rijden. Met mijn hand uit het raam gebaarde ik dat hij zelf door moest rijden. Daarop stapte de boze agent uit en vroeg mij op barse toon waarom ik niet doorreed terwijl hij dat had aangegeven. Ik antwoordde braaf dat het verboden is te bellen en te rijden tegelijkertijd, dus dat ik me juist aan de wet hield. Had ik niet gezien dat hij mij gebaarde door te rijden, vroeg de steeds kwader wordende man. “Jawel, agent, ” zei ik met mijn meest onschuldige gezicht, “maar u kon mijn auto prima passeren dus zag ik het probleem niet.” “Mevrouw !”, donderde de agent, “Ik heb een arrestant in mijn wagen !” en verdomd , er zat iemand geboeid achterin zijn wagen. “Dan zou ik maar gauw doorrijden”, repliceerde ik. “U hoeft mij niet te vertellen wat ik moet doen”, baste de inmiddels rood aangelopen man. “Zo te horen heeft er iemand weer op de bank moeten slapen vannacht”, zei ik droog en meteen had ik een bekeuring voor het beledigen van een ambtenaar in functie, waarvan ik altijd had gedacht dat zo’n boete niet echt bestond, te pakken.
Vanaf dat moment is het nooit meer goed gekomen tussen de politie en mij en kan ik inmiddels kwartetten met verschillende uiteenlopende bekeuringen voor belediging of minachting. Dus toen ik laatst zonder licht op de fiets zat (het is namelijk geen smakelijk gezicht om mij te zien fietsen, dus doe ik iedereen juist een plezier door in het donker te rijden) en ik een motoragent zag naderen, wendde ik mijn gezicht af in de hoop dat hij mij voorbij zou rijden. Uiteraard keerde deze om en kwam op de weg naast het fietspad, naast me rijden. Hij opende het vizier van zijn helm en riep : “Mevrouw, mevrouw. Uw licht doet het niet !”
Ik keek hem aan zonder vaart te minderen en riep terug : “En mijn remmen ook niet !” en sprintte een steegje in, op weg naar huis.