REUMA

De mensen die mij in meerdere of mindere mate al dan niet tegen wil en dank kennen, weten dat ik ziektes spaar. En dan niet een lullig griepje of verwaarloosbaar keelontstekinkje, maar echte hardcore aandoeningen die niet te verhelpen zijn met een paracetamol en/of bedrust.

Deze opmerkelijke hobby is kennelijk aangeboren, want terwijl mijn mede-tehuisgenoten in hun bedjes lagen te dromen van roem en rijkdom om zichzelf in de toekomst te kunnen onderscheiden van het gepeupel, lag ik te broeden op TBC en kweekte ik eigenhandig wat schurft en impetigo op mijn hoofd.

Omdat dat natuurlijk geen smakelijk gezicht was, zo’n schurfterige, kale dreumes onder de korsten zittend, terwijl de Korean Social Service net hun imago wat aan het opvijzelen was om zo de interlandelijke adoptie te promoten, prakten ze mij nog even snel in het vliegtuig op weg naar Holland, waarvan men niets wist, behalve dat het ver weg lag en er een jong gezin op hun zo gewenste spleetoogje stond te wachten in de VIP ruimte van Schiphol, niet wetende dat hun kindje in een verpakking was verscheept waarvan de gebruiksaanwijzing en de garantie duidelijk ontbraken.

Toen mijn nieuwe ouders het polsbandje om mijn arm opmerkten met hun naam erop hebben ze nog geprobeerd om polsbandjes te verwisselen met een wat appetijtelijker kind, maar dat mislukte, en ook onderling ruilen -zelfs niet met een genereus financieel aanbod in het vooruitzicht- werd na één blik op mij afgeslagen.

Na een jaar ziekenhuis- en doktersbezoek werd ik genezen verklaard, dus toen moest ik weer wat nieuws verzinnen. Na alle kinderziektes die er maar zijn te hebben afgewerkt (de bof zelfs twee keer!) bleek gelukkig dat de TBC mijn longen aangetast had, dus heb ik jarenlang geëmmerd met allergiën, astma en bijholteontstekingen tot ze operatief al mijn amandelen hebben verwijderd en later mijn bijholten poliepvrij hebben gemaakt.

“Gaan we zo beginnen ?”, dacht ik toen, en turnde mezelf naar chronische rugklachten en klapte regelmatig door een enkel, maar ik had al snel in de gaten dat die blessures en armen uit de kom nou niet echt indruk maakten, wilde ik ‘s werelds levende medische encyclopedie worden, dus heb ik een paar jaar gewacht, en besloot na een wat afgezaagde Pfeiffer, burn out en salonfähige depressies aan het grote werk te beginnen.

Kanker. Dat is pas hip. Iedereen had het erover, iedereen kende wel iemand met kanker of had er zelf mee te maken gehad, en ik laat me graag voorstaan op het feit dat ik als pionier de opmars inluidde van jonge mensen met kanker. Nu heeft iedereen het, maar dan weten jullie waar die trend vandaan is gekomen. Bedank me later.

Door die kanker mag ik mede door mijn vervroegde overgang en de daaraan onlosmakelijk verbonden ouwe wijven kwaaltjes, zoals botontkalking en krimpen (ja,ja, al twee centimeter) nu dan ook reuma aan mijn to suffer-list toevoegen. Je gaat er dan wel niet dood aan, maar er wordt wel degelijk voor gecollecteerd, wat het toch een prestigieuze aandoening maakt.

Bijkomend voordeel is dat ik telefonische bedelaars gemakkelijk kan afwimpelen door te zeggen dat ik zelf patient ben, dus dat als ik de donatie gewoon aan mezelf besteed, ik in elk geval zeker weet dat het goed terechtkomt. Of zoals de bolle tegen de collectant aan de deur van het Kankerfonds zei : ” Nee dank u. Wij zijn al voorzien.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *